De Staat van het Duurzaam Onderwijs 2025
22 mei 2025

Leren voor duurzame ontwikkeling: ‘Niet iets wat erbij komt, maar de kern’

De Staat van het Duurzaam Onderwijs 2025. Dat klinkt als een beleidsstuk, maar het is veel meer dan dat. Het rapport van Coöperatie Leren voor Morgen laat zien waar het onderwijs in Nederland staat als het gaat om duurzaamheid. En vooral: waar het nog wringt. Programmaleider Daan de Kruijf neemt ons mee in een veld dat volop in beweging is, maar nog altijd leunt op pioniers. ‘Duurzaamheid zit nog niet genoeg in de haarvaten van het systeem, maar de beweging groeit.’

Van idealisme naar netwerk
Toen De Kruijf in 2017 als stagiair begon bij de kersverse coöperatie Leren voor Morgen, waren het vooral losse initiatieven die het verschil maakten. ‘Ik zag hoe docenten vaak vanuit idealisme hun eigen projecten uitvoerden; een moestuin of buitenlessen. Mooi, maar kwetsbaar en bovendien veel werk als je het alleen moet doen,’ aldus De Kruijf. ‘Daarom wilden we die initiatieven versterken en verduurzaming in het onderwijs structureel maken.’
Vanuit die behoefte aan samenwerking ontstond een netwerkorganisatie. Inmiddels telt Leren voor Morgen 180 leden, waarvan veertig procent uit het onderwijs zelf. Van basisschool tot universiteit. En daarnaast partijen als gemeenten, leermiddelontwikkelaars en adviseurs. Iedereen die duurzaamheid in het onderwijs wil brengen, kan aanhaken.

De beweging groeit – maar nog niet structureel
Voor het tweede jaar op rij publiceerde Leren voor Morgen het rapport De Staat van Duurzaam Onderwijs. De belangrijkste conclusie? ‘De beweging is groeiende. Je ziet het in de toename van het aantal opleidingen en keuzedelen. Maar het moet echt gedragen worden door de hele organisatie.’ Volgens De Kruijf ligt daar de grote opgave: ‘Veel onderwijsinstellingen hebben inmiddels een visie op verduurzaming. Maar hoe vertaal je die naar het curriculum, de lespraktijk, de hele organisatie?’

Ranking als leerinstrument
Een van de instrumenten die Leren voor Morgen inzet, is de SustainaBul voor het mbo. Oorspronkelijk gestart door studenten in het hoger onderwijs, rangschikt deze “coöperatieve ranking” instellingen op hoe duurzaam ze zijn. ‘Maar niet als wedstrijdelement,’ benadrukt de Kruijf. ‘Het is een leerinstrument. Instellingen kijken bij elkaar mee: hoe doen jullie het? Wat kunnen we van elkaar leren?’ SustainaBul is gebaseerd op de Whole School Approach, waarbij duurzaamheid niet losstaand wordt benaderd, maar als onderdeel van de hele schoolorganisatie.

Duurzaamheid is geen extra thema
De Kruijf ergert zich aan het idee dat duurzaamheid er “ook nog even bij moet”: ‘Er móet al zo veel. Daarom spreek ik liever van Leren voor duurzame ontwikkeling. Dan gaat het over de vraag: waar leiden we eigenlijk voor op? Dan heb je een ander gesprek dan: waar stoppen we duurzaamheid in het rooster?’ Een belangrijke rol is volgens hem weggelegd voor duurzaamheidscoördinatoren. ‘Zij zijn de spin in het web. Ze verbinden de visie van het bestuur met de praktijk van docenten. Maar dan moeten ze wel voldoende ruimte krijgen. Niet alles kan van één persoon afhangen.’

Samenwerken aan vaardigheden voor de toekomst
Binnen het programma Sustainability Skills werkt Leren voor Morgen samen met Katapult aan duurzame vaardigheden voor beroepsonderwijs. Het begon in 2019 met Circular Skills, op initiatief van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. ‘We onderzochten wat de circulaire economie vraagt van beroepen in bijvoorbeeld de bouw en techniek. Welke vaardigheden zijn nodig? Zit dat al in de opleidingen? Vaak niet.’
Daarop koos de coöperatie bewust voor een andere aanpak. ‘Geen korte pilots meer, maar werken aan langdurige regionale netwerken waarin scholen, bedrijven en overheden samen optrekken. Alleen zo kom je tot structurele verandering.’

‘Duurzaamheid is geen thema, het is een onderwijsvisie.’

Spark the Movement: leren over lisdodden
Een aansprekend voorbeeld is Spark the Movement in Friesland. ‘Zij willen van Friesland de meest circulaire regio van Europa maken. Onderwijs is daar cruciaal in.’ In dit project werd een regionaal vraagstuk – CO2-opslag in veenweidegebieden – gekoppeld aan onderwijs. ‘Samen met boeren keken ze naar alternatieve landbouwvormen. De lisdodde bleek een kansrijk gewas. Maar hoe maak je daar een businesscase van?’
Van basisschool tot universiteit werkten leerlingen en studenten mee aan oplossingen. ‘Kinderen bedachten koekjes, studenten onderzochten de vezels voor biobased bouwmateriaal en zelfs luiers. Het is mooi hoe dat bij elkaar komt. En er ontstond het idee voor een boerencoöperatie die lisdodden gaat verbouwen voor de bouw.’

TIP Rotterdam: curriculum vernieuwen met echte vragen
Een ander voorbeeld is de Talent Innovation Pool (TIP) van de Hogeschool Rotterdam. ‘Studenten werken daar samen met bedrijven aan vragen als: hoe verduurzamen we de bestaande bouw? Of: hoe realiseren we afvalvrije bouwplaatsen?’ De opbrengsten verdwijnen niet in een la. ‘De kennis komt terug in het reguliere curriculum. Zo wordt duurzaamheid een motor voor vernieuwing.’

‘Onderwijs kan de motor zijn van regionale duurzaamheid.’

Wél het wiel uitvinden
Het lerend netwerk zorgt ervoor dat onderwijsinstellingen niet opnieuw het wiel hoeven uit te vinden, of toch wel?  ‘Ik denk dat het juist noodzakelijk is dat we overal in ieder geval voor een stukje het wiel opnieuw uitvinden. Want daarin zit het leerproces. Wat ergens anders werkt, hoeft niet voor jouw regio te werken. Je moet het ook eigen maken, samen met de mensen in jouw omgeving. Die ruimte is er gelukkig volop in ons programma.

Onder druk
Het werk van Leren voor Morgen staat niet stil, maar wel onder druk. ‘We leven in een andere wereld dan acht jaar geleden. De beweging groeit, maar tegelijkertijd worden initiatieven ontmoedigd, financiering verdwijnt. Dat voelen we.’ Dat is voor De Kruijf geen reden om achterover te leunen. ‘Volgens mij was het Jan Rotmans die zei: “We hoeven niet te wachten. We kunnen zelf beginnen”. Dat is precies wat we doen. De komende jaren zijn cruciaal om duurzaamheid structureel in het onderwijs te integreren. Juist nu is het belangrijk om elkaar lokaal te blijven versterken. Duurzaamheid is een complexe uitdaging die vraagt om gezamenlijke, lokale oplossingen.’ De rol van Leren voor Morgen zal veranderen van centrale coördinator naar meer ondersteunende verbinder van lokale initiatieven. ‘Onze taak wordt vooral het faciliteren van lokale samenwerking, zodat iedereen van elkaars ervaringen kan leren,’ besluit De Kruijf.

Het rapport De Staat van Duurzaam Onderwijs laat zien dat veel onderwijsinstellingen inmiddels in beweging zijn. De energie is voelbaar. Leren voor Morgen kiest in ieder geval voor de lange adem, met samenwerking als uitgangspunt en praktijkvoorbeelden als brandstof.

De Staat van het Duurzaam Onderwijs 2025