Keuze voor technologische profielen in het voortgezet onderwijs

De laatste jaren is het aandeel leerlingen dat kiest voor technologische profielen in het voortgezet onderwijs vrij stabiel. In het Dashboard Onderwijs-Arbeidsmarkt Technologie zijn gedetailleerde cijfers te vinden.

Het aandeel leerlingen dat kiest voor een technologisch profiel in vmbo-bb/-kb/-gl tezamen is in het laatste jaar gelijk gebleven (20%). In vmbo-tl blijft echter het aandeel dat kiest voor een profiel met natuur- en scheikunde (NaSk) dalen. Waar in 2017/18 nog 41% van de leerlingen diplomeerde met NaSk, is dat in 2022/23 nog 34%.

Op zowel havo als vwo is het aandeel dat kiest voor een natuurprofiel de laatste jaren vrij stabiel (havo 36% en vwo 60% in 2024/25). Door afname van het totale aantal leerlingen dalen de aantallen wel licht. Aandelen en absolute aantallen zijn te vinden in het Dashboard Onderwijs-Arbeidsmarkt Technologie.

Keuze voor technologische profielen: geslacht en herkomst

In voorgaande grafiek is via het filter ‘Geslacht’ te zien dat op havo en vwo jongens en meiden ongeveer even vaak kiezen voor natuurprofielen. Wel is in de grafiek bij de huidige tekst te zien dat jongens vaker kiezen voor de Natuur & Techniekvariant dan meiden. Meiden gaan juist vaker voor het profiel Natuur & Gezondheid. Op het vwo wordt vaker Natuur & Techniek gekozen dan op de havo.

In het vmbo is er een groot verschil tussen jongens en meiden in de keuze voor technologische profielen. Dit is af te lezen uit de voorgaande grafiek via het filter ‘Geslacht’. Waar 34% van de jongens in vmbo-b/k/g kiest voor een technologisch profiel, geldt dat voor slechts 6% van de meiden.

In data van CBS Statline zijn van vmbo geen gegevens beschikbaar over profielkeuze gerelateerd aan (ouderlijk) herkomstland, maar voor havo en vwo zijn deze cijfers wel bekend. Havo-leerlingen die in het buitenland zijn geboren of waarvan (een van) de ouders in het buitenland zijn geboren, kiezen in het vierde leerjaar ongeveer even vaak of vaker voor een natuurprofiel (schooljaar 2024/25). Uitzondering hierop zijn leerlingen met een achtergrond in Marokko, die juist minder vaak kiezen voor een natuurprofiel (30%). Leerlingen met een achtergrond in Turkije of Indonesië kiezen daarentegen juist vaker voor een natuurprofiel (40%) dan leerlingen waarvan de ouders beiden in Nederland zijn geboren (35%). Leerlingen met een achtergrond buiten Europa (excl. vijf grote herkomstlanden¹) kiezen relatief het vaakst voor een natuurprofiel (44%).

In het vwo kiezen leerlingen die in het buitenland zijn geboren, of waarvan een of beide ouders in het buitenland zijn geboren vaker voor een natuurprofiel in het vierde leerjaar (schooljaar 2024/25). Dit geldt voor allerlei herkomstlanden, ook Marokko (62% versus 58% van de leerlingen waarvan beide ouders in Nederland zijn geboren). Uitzondering zijn leerlingen met een herkomst uit de Nederlandse Cariben; van hen kiest 56% voor een natuurprofiel. Het vaakst wordt een natuurprofiel gekozen door leerlingen met een achtergrond uit Turkije (67%) Indonesië (67%) of buiten Europa (69%; excl. de vijf grote herkomstlanden).

1

Buiten Europa exclusief Turkije, Marokko, Suriname, Nederlandse Cariben en Indonesië.

Voldoende leraren voor technologische vakken

Voldoende en kwalitatief goede leraren vormen een randvoorwaarde voor het verzorgen van aansprekend technologisch onderwijs. Op de ‘Leraren’-pagina van het Dashboard Onderwijs-Arbeidsmarkt Technologie zijn data te vinden over instroom en gediplomeerden van lerarenopleidingen. Zowel het aantal als het aandeel studenten dat instroomt in technologische lerarenopleidingen is jarenlang fors gedaald. Het laatste jaar is er echter sprake van een stijging. Het aantal instromers is 1.424 in 2024/25, ten opzichte van 1.314 in 2023/24. Dat is een positieve ontwikkeling met het oog op het terugdringen van (toekomstige) lerarentekorten. Het UWV rapporteert in heel Nederland krapte. Centerdata beschrijft informatica, natuurkunde, scheikunde en wiskunde als permanente tekortvakken. Zij ramen voor exacte vakken verder oplopende tekorten tot 2034.

Doorstroom vanuit voortgezet onderwijs naar technologische vervolgstudies

Vanuit het vmbo stroomt een aandeel van 28% van de gediplomeerden in 2023/24 door naar technologisch mbo. De jaren ervoor betrof het een aandeel van 30%. Wel valt op dat mannen veel vaker kiezen voor een technologische studie dan vrouwen (47% versus 9%; zie filter ‘Geslacht’).

Na een aantal jaren van daling stabiliseert het aandeel havo- en vwo-gediplomeerden dat kiest voor technologische studies (havo: 24% en vwo: 38%, zie grafiek). Wel valt op dat jongens nog structureel vaker kiezen voor een technologische studie. Waar 48% van de gediplomeerde vwo-jongens kiest voor een technologische studie (73% van de jongens met een natuurprofiel, zie Dashboard Onderwijs-Arbeidsmarkt Technologie), is dat bij 29% van de meiden het geval (natuurprofiel: 47%). Vanuit havo kiest slechts 14% van de meiden voor een technologische opleiding (natuurprofiel: 27%) en 36% van de jongens (natuurprofiel: 67%).

Instroom technologische opleidingen in het mbo en hoger onderwijs

In de grafiek is te zien dat het aandeel mbo-studenten dat kiest voor een technologische opleiding al jaren ongeveer gelijk is (28%). In het Dashboard Onderwijs-Arbeidsmarkt Technologie is te zien te dat er de laatste tien jaar wel verschil is tussen mbo-2/3 (stijging) en mbo-4 (daling).
Het absolute aantal instromende studenten op technologisch mbo is het afgelopen jaar wel toegenomen door een stijging van het aantal instromende studenten in zowel de BOL als BBL (zie Dashboard Onderwijs-Arbeidsmarkt Technologie).

In de grafiek is te zien dat ook in het hbo (23%) en wo (35%) het aandeel instroom in technologische opleidingen gelijk is gebleven het afgelopen jaar. Het absolute aantal is wel heel licht gedaald (zie Dashboard Onderwijs-Arbeidsmarkt Technologie).

Data over ICT zijn te vinden in het dashboard Pr-Edict. In het mbo kiest in 2024/25 circa 3,9% van de instromende studenten een ICT-opleiding. Het aandeel vertoont een licht dalende trend, in 2021/22 zat dit rond de 4,9%. In het hbo kiest ongeveer 8,2% van de instromers voor een ICT-studie (er lijkt geen duidelijk op- of neerwaartse trend zichtbaar). Op WO-bachelorniveau is na een stijging, het laatste jaar het aandeel ongeveer gelijk gebleven en bedraagt 8,6%. Op WO-masterniveau is een groei zichtbaar, en een aandeel van 9,6% in 2024/25. Dit was in 2015/16 nog 4,9%.

Diversiteit in instroom technologische studies (mbo)

De vertegenwoordiging van meiden bij instroom in technologische mbo-studies is licht toegenomen van 14% naar 16%, maar zij blijven nog steeds in de minderheid. Het laatste jaar laat geen wijziging zien. Dit is af te lezen uit de grafiek. Meer data en grafieken over instroom van mannen en vrouwen in technologische studies zijn te vinden in het Dashboard Onderwijs-Arbeidsmarkt Technologie. Binnen mbo-ICT is van de instromers in 2024/25 7,5% vrouw (zie Pr-Edict). Vier jaar eerder was dat nog 4,5%.

Diversiteit is binnen een deel van de technologische studies beperkt (zie Dashboard Onderwijs-Arbeidsmarkt Technologie). Meiden die voor een technologische mbo-studie kiezen, gaan vaak voor opleidingen in de richting van media en vormgeving. Jongens kiezen vaker voor diverse domeinen, met de meeste voorkeur voor techniek & procesindustrie, gevolgd door ICT, bouw & infra en mobiliteit & voertuigen. De populairste opleidingen onder meiden zijn mediavormgever of ruimtelijk vormgever, terwijl jongens het vaakst kiezen voor de studies software developer, technicus engineering en timmerman.

Als we kijken naar migratieachtergrond/herkomst van studenten in data van CBS Statline, valt op dat mbo-studenten die in Nederland zijn geboren en hun ouders ook, vaker een opleiding in de studierichting ‘techniek, industrie en bouwkunde’ volgen (22%). Studenten die in het buitenland zijn geboren, of waarvan een of beide ouders in het buitenland zijn geboren, volgen minder vaak een studie in deze richting (15%). Met name studenten met een achtergrond in Marokko (10%) of Suriname (11%) volgen minder vaak een studie in de richting van ‘techniek, industrie en bouwkunde’.

 

 

Diversiteit in instroom technologische studies (hbo)

In het hbo is de vertegenwoordiging van vrouwen bij de instroom in technologische opleidingen afgelopen jaar licht toegenomen (van 29% naar 30%, zie Dashboard Onderwijs-Arbeidsmarkt Technologie). Binnen ICT-studies gaat het om een aandeel van 23,5% in 2024/25 (zie Pr-Edict). Dat is een toename ten opzichte van het jaar ervoor (22,5%).

Vrouwen die voor een technologische studie in het hbo kiezen, gaan vaak voor biologie & medisch laboratoriumonderzoek, communication & multimedia design, bouwkunde of hbo-ict. Mannen kiezen het vaakst voor de studies hbo-ict, werktuigbouwkunde, technische bedrijfskunde of bouwkunde. Zie voor meer data het Dashboard Onderwijs-Arbeidsmarkt Technologie.

In de grafiek (op basis van data van CBS Statline) is te zien dat er kleine verschillen zijn in keuze voor technologische studierichtingen op basis van herkomst/migratieachtergrond van hbo-studenten. 15% van de studenten die in Nederland zijn geboren en hun ouders ook, volgen een studie in de richting van ‘wiskunde en natuurwetenschappen’ (2%), ‘informatica’ (4%) of ‘techniek, industrie en bouwkunde’ (9%). Studenten met een herkomst uit Turkije, Marokko, Suriname, Indonesië en buiten Europa i.h.a. volgen vaker een studie in de richting van ‘informatica’. Studenten met een achtergrond uit Marokko of Suriname, volgen minder vaak een studie in de richting van ‘techniek, industrie en bouwkunde’.

Diversiteit in instroom technologische studies (wo)

In het wo is de vertegenwoordiging van vrouwen bij de instroom in technologische studies de laatste jaren vrij stabiel (43%, zie Dashboard Onderwijs-Arbeidsmarkt Technologie). Wel is de vertegenwoordiging van vrouwen bij de instroom in ICT-studies gestegen van 27% naar 29%, en het laatste jaar (2024/25) gelijk gebleven op 29% (zie Pr-Edict).

In het wo kiezen vrouwen het vaakst voor de studies liberal arts & sciences, biologie, biomedische wetenschappen en bouwkunde, terwijl mannen het vaakst kiezen voor werktuigbouwkunde, technische informatica en electrical engineering. Zie voor meer details het Dashboard Onderwijs-Arbeidsmarkt Technologie.

Wat betreft herkomst van studenten, zijn er in het wo verschillen zichtbaar in keuze voor studierichtingen. Studenten met een Nederlandse achtergrond volgen minder vaak dan gemiddeld een studie in de richting van ‘informatica’ en iets vaker dan gemiddeld een studie in de richting van ‘wiskunde en natuurwetenschappen’. Studenten met een achtergrond in Indonesië volgen vaker dan gemiddeld een studie in de drie technologische disciplines ‘informatica’, ‘wiskunde en natuurwetenschappen’ en ‘techniek, industrie en bouwkunde’. Studenten met een achtergrond buiten Europa (excl. vijf grote herkomstlanden¹), kiezen iets vaker dan gemiddeld voor een studie in de richting van ‘informatica’ en ‘techniek, industrie en bouwkunde’. Studenten met een achtergrond in Turkije volgen vaker dan gemiddeld een studie in de richting van ICT, maar minder vaak in de richting van ‘wiskunde en natuurwetenschappen’. Studenten met een achtergrond in Marokko, volgen relatief minder vaak studies in de richting van ‘wiskunde en natuurwetenschappen’ en ‘techniek, industrie en bouwkunde’. De exacte aandelen zijn uit de grafiek af te lezen.

1

Buiten Europa exclusief Turkije, Marokko, Suriname, Nederlandse Cariben en Indonesië.

Studiesucces en gediplomeerden

Studiesucces
Wat betreft studiesucces en -uitval zijn gelimiteerde data beschikbaar. Als alle studierichtingen worden bekeken, blijken in het mbo, hbo en wo vrouwen significant minder vaak uit te vallen bij opleidingen. Van het hoger onderwijs zijn data over meerdere jaren beschikbaar, en daaruit blijkt dat dit al jarenlang het geval is. Omdat vrouwen ondervertegenwoordigd zijn in technologische opleidingen, is de factor geslacht onmisbaar om een betrouwbaar beeld van studiesucces vast te stellen.

In de rapportages van de Staat van het Onderwijs van 2024 is studie-uitval per sector geanalyseerd¹, waarbij de factor geslacht ook is meegenomen. Uit data van het mbo blijkt dat in de sector techniek een kleinere kans is om uit te vallen of af te stromen dan studenten die studies volgen in andere sectoren. In het hbo blijkt de uitval, gecorrigeerd voor invloedsfactoren zoals geslacht, in de sector techniek iets hoger te liggen dan in andere sectoren. In het wo blijkt na correctie van invloedsfactoren de uitval in de sectoren natuur en techniek juist lager dan gemiddeld.

Gediplomeerden
In de grafiek is het aandeel technologisch gediplomeerden van het mbo, hbo en wo te zien. Data zijn afkomstig uit het dashboard Onderwijs-Arbeidsmarkt Technologie en daar zijn meer details te vinden. Het aandeel technologisch gediplomeerden op het mbo bedraagt in 2023/24 29% en betreft een absoluut aantal van 42.571 studenten (waarvan 5.389 ICT, zie Pr-Edict).

Het aandeel technologisch gediplomeerden op hbo bachelorniveau is 22%; op wo bachelorniveau 33% en op wo-masterniveau 31%. Zowel op hbo-bachelor als wo-masterniveau is het absolute aantal technologisch gediplomeerden het laatste jaar iets gestegen en bedraagt 34.676 in 2023/24 (waarvan ongeveer 5.346 hbo-bachelor ICT- en 4.680 wo-master ICT-gediplomeerden, zie Pr-Edict).

Uit data van CBS Statline blijkt dat er in het wetenschappelijk onderwijs in 2023/24 1.105 personen promoveerden tot doctor in de wiskunde en natuurwetenschappen (waarvan 37% vrouw), 203 in de informatica (waarvan 33% vrouw) en 505 in de techniek, industrie en bouwkunde (waarvan 34% vrouw). In totaal promoveerden er in dat jaar 5.595 personen, waarvan 52% vrouw.

1

In de Staat van het Onderwijs 2025 is de studie-uitval niet per sector geanalyseerd. Om die reden wordt verwezen naar de rapporten van de Staat van het Onderwijs 2024.