Arbeidsproductiviteitsgroei

Nederland staat wereldwijd in de top tien wat betreft arbeidsproductiviteit (zie Bedrijvenbeleid in Beeld). Arbeidsproductiviteit betekent hoeveel waarde een werknemer gemiddeld toevoegt in een gewerkt uur. In Nederland zijn bedrijven dus vernieuwend en efficiënt.

Het Nederlands Comité voor Ondernemerschap heeft een publicatie uitgebracht, genaamd ‘Perspectief op productiviteit‘. Hierin staat meer achtergrond rondom arbeidsproductiviteit in Nederland en zijn bijvoorbeeld ook data te vinden gerelateerd aan mkb/grootte van bedrijven. Het Nederlandse midden- en kleinbedrijf is vanuit internationaal perspectief bovengemiddeld productief (Bedrijvenbeleid in Beeld).

Zoals te zien in de grafiek, neemt de arbeidsproductiviteit in Nederland toe. Tussen 1996 en 2000 betrof het een hele sterke toename. Dit had te maken met een sterke groei in de productie en het gebruik van ICT-goederen en -diensten in deze periode (zie CBS: De Nederlandse productiviteitspuzzel) Na 2008 gaat de productiviteitsgroei minder snel, maar er is nog wel sprake van een toename van de productiviteit. De laatste jaren lijkt de Nederlandse productiviteitsgroei met name terug te lopen door de afschaling van aardgasproductie en de productiviteitsprestaties van zzp’ers (zie ook Bedrijvenbeleid in Beeld).

Uit de grafiek is af te lezen hoe de productiviteit zich in technologische sectoren ontwikkelde, ten opzichte van 2021. De sector industrie kende een behoorlijke arbeidsproductiviteitstoename tussen 1995 en 2023. De arbeidsproductiviteitsgroei in de bouwsector gaat ongeveer gelijk op met het gemiddelde van alle sectoren, maar kent wel conjunctuur-gerelateerde schommelingen. De sectoren ICT en energievoorziening kenden een sterke toename van arbeidsproductiviteit tussen 1995 en 2006, en sindsdien een trend die ongeveer gelijk opgaat met die van het gemiddelde van alle sectoren (‘Totaal’). De sector energievoorziening kent sinds 2022 echter wel een afname van de arbeidsproductiviteit.

In de periode 2014-2023 is de arbeidsproductiviteit het meest toegenomen in de sectoren bouwnijverheid (2,1%), industrie (2%) en informatie en communicatie (1,5%) (zie CBS: Arbeidsproductiviteit neemt steeds minder toe in afgelopen 50 jaar)

Ontwikkeling toegevoegde waarde van sectoren

Als gekeken wordt naar de toegevoegde waarde van sectoren aan de economie, is in het totaalbeeld eveneens een groei te zien in de periode 1995-2023 (bron: CBS, Groeirekeningen – nationale rekeningen). De toegevoegde waarde betekent het verschil tussen de productiewaarde en de waarde van de in het productieproces verbruikte goederen en diensten, zoals aankoopprijzen.

Zoals af te lezen uit de grafiek is er tussen 2021 en 2022 op nationaal niveau sprake van een groei van 6,3%. In 2023 is er sprake van een lichte afname, maar is de toegevoegde waarde nog 6,1% hoger dan in 2021. In de grafiek is behalve het totaal, ook van de sectoren bouw, energie, industrie en ICT de ontwikkeling van de toegevoegde waarde te zien. Tussen 2021 en 2023 kent de ICT-sector meer groei van de toegevoegde waarde dan gemiddeld (15% versus 6,1%).

Toegevoegde waarde van sectoren in euro’s

Als de toegevoegde waarde in absolute getallen wordt uitgedrukt, is in totaal in Nederland in 1995 de toegevoegde waarde van de commerciële sectoren¹ 236.738 miljoen euro. In 2023 is dat gestegen tot 769.292 miljoen euro.

In de grafiek is te zien wat de toegevoegde waarde is in euro’s van de sectoren bouw, energie, industrie en ICT. Van deze vier sectoren is de industrie het grootste qua toegevoegde waarde: 115.740 miljoen euro in 2023. De ICT en bouw liggen redelijk dicht bij elkaar met een toegevoegde waarde van respectievelijk 46.705 miljoen en 48.511 miljoen in 2023. De energiesector kent een toegevoegde waarde van 19.469 miljoen euro.

1

Voor de meeste bedrijfstakken kan de ontwikkeling van de arbeidsproductiviteit relatief eenvoudig worden vastgesteld door te kijken naar hoeveel er is geproduceerd (output) en hoeveel gewerkte uren hiervoor nodig waren (input). Het bepalen van de arbeidsproductiviteit is echter niet voor elke bedrijfstak even zinvol. Dit heeft te maken met de manier waarop het CBS de productie, en daarmee de toegevoegde waarde, berekent. Voor de sectoren onderwijs, overheid, verhuur van en handel in onroerend goed en huishoudens kan de productie, en daarmee de toegevoegde waarde niet rechtstreeks worden gemeten. Het bepalen van de arbeidsproductiviteit voor deze bedrijfstakken is daarmee niet zinvol. Het gaat hierbij om de niet-commerciële sector. Bron: Arbeidsproductiviteit meten | CBS en Groeirekeningen – nationale rekeningen.Arbeidsproductiviteit meten | CBS en Groeirekeningen – nationale rekeningen.

Arbeidsproductiviteit volgens werkgevers

Uit de Werkgevers Enquête Arbeid 2024 van het TNO blijkt dat 55,6% van de werkgevers vindt dat de arbeidsproductiviteit afgelopen twee jaar gelijk is gebleven binnen hun bedrijf/organisatie. 37,9% rapporteert een toename en 6,6% een afname. Werkgevers rapporteren dus vaker een toename in arbeidsproductiviteit dan een afname. Dit komt overeen met de CBS-data waarin een algemene groei wordt gemeten in de arbeidsproductiviteit (zie figuur).

Een vaker gerapporteerde toename dan afname van arbeidsproductiviteit geldt voor alle sectoren. Wel zijn er verschillen waar te nemen tussen sectoren. Dit is te zien in de grafiek. Toename van arbeidsproductiviteit wordt het vaakst gerapporteerd door werkgevers in de sectoren onderwijs (53%) en recreatie (52,3%). Afname van arbeidsproductiviteit wordt relatief het vaakst gerapporteerd door werkgevers in de sectoren landbouw (12,8%) en vervoer (10,1%). Wel rapporteert ook in deze sectoren nog steeds een groter deel van de werkgever een toename dan een afname; 31,3% van de werkgevers in de sector landbouw geeft aan dat de arbeidsproductiviteit is toegenomen, en 25,6% van de werkgevers in de sector vervoer.

Innovatie in het bedrijfsleven

Innovatie in organisaties kan diverse uitkomsten hebben, gerelateerd aan onder andere de kwaliteit en kwantiteit van producten, diensten of arbeidsbesparing.

Innovatie gerapporteerd door werkgevers
Uit de Werkgevers Enquête Arbeid 2024 van TNO blijkt dat in de afgelopen twee jaar 35% van alle werkgevers een nieuw of aanzienlijk verbeterd (werk)proces heeft ingevoerd en 22% van de werkgevers een nieuw of aanzienlijk verbeterd(e) product of dienst heeft geïntroduceerd. 48% rapporteert een nieuwe of belangrijke organisatorische verandering. 96% van de werkgevers geeft daarbij aan dat werknemers actief geraadpleegd worden bij verbeteringen of innovaties en 60% van de werkgevers betrekt werknemers bij besluiten.

TNO rapporteert verschillen tussen sectoren; waar in de ICT-sector op alle vlakken het grootste aandeel van de werkgevers innovaties vermelden (zowel qua producten/diensten, (werk)processen als organisatorische veranderingen), geldt dat voor werkgevers in de bouwsector het minst vaak.

In de CBS-publicatie ‘Innovatie bij kleine bedrijven‘ is te lezen dat het aandeel innovatieve bedrijven toeneemt met de bedrijfsgrootte. Er is dus vaker sprake van innovatie bij grotere bedrijven. Uit dit onderzoek blijkt eveneens dat de ICT-sector tot de meeste innovatieve sectoren behoort, maar dat geldt ook voor de sector industrie.

Innovatie als mogelijke oplossing voor personeelstekort
Uit de Werkgevers Enquête Arbeid 2024 van TNO blijkt dat 34% van de werkgevers die personeelskrapte ervaren, aangeeft dit deels te kunnen oplossen door slimmer te werken of het werk slimmer te organiseren. In de sector industrie wordt gebruik van nieuwe technologie relatief het vaakst gezien als mogelijke oplossing (27%).

Hoe hangen innovatie en arbeidsproductiviteit met elkaar samen?
Uit het bovenstaande CBS-onderzoek en eerdere onderzoeken (waaronder De impact van innovatie en internationalisering op productiviteit: een meta-analyse) blijken innoverende bedrijven over het algemeen (iets) productiever.

Wel dient er rekening mee te worden gehouden dat innovaties niet per definitie arbeidsproductiviteit verhogen; zij kunnen bijvoorbeeld ook als pilot dienen waarvan de uitkomst nog niet bekend is. Ook is er vaak sprake van grote korte-termijn investeringen (o.a. R&D) met het oog op een positief rendement in de toekomst. Innovaties kunnen bijvoorbeeld vragen om scholing van personeel, wat op korte termijn resulteert in lagere arbeidsproductiviteit en op langere termijn in arbeidsproductiviteitsgroei.

Adoptie van technologie een illustratie van innovatie: ontwikkeling over jaren
De grafiek bij deze tekst laat adoptie van technologie door het Nederlandse bedrijfsleven over de jaren 2020-2024 zien (data afkomstig van CBS Statline, ICT en e-commerce). Het aandeel bedrijven dat gebruikmaakt van Clouddiensten is toegenomen van 53% in 2020 naar 71% in 2024. Over het jaar 2022 zijn geen data beschikbaar van Clouddiensten. Gebruik van AI-technologieën is eveneens toegenomen. Waar 13% van de bedrijven in 2020 gebruikmaakte van AI, is dat 23% in 2024. In deze periode geldt eveneens een lichte toename van het aandeel bedrijven dat verkoopt via e-commerce (24% in 2020 naar 28% in 2024) en via websites of apps (van 20% naar 25%).

Digitaliseringsgraad van bedrijven naar sector

De digitale economie en samenleving index (DESI) van de Europese Commissie meet de mate waarin een EU-land gedigitaliseerd is. Tot 2022 werd er een ranglijst gemaakt, waaruit bleek dat Nederland telkens behoorde tot de voorlopers binnen de EU (Monitor Digitale Economie 2024).

Als we de mate van digitalisering bekijken van Nederlandse sectoren, valt op dat alle sectoren redelijk tot sterk gedigitaliseerd zijn (CBS, ICT-gebruik bij bedrijven). Data over de mate van digitalisering (de digitaliseringsgraad) lopen tot en met 2022. Slechts een klein deel van de bedrijven is in 2022 ‘niet gedigitaliseerd’. In de horecasector komt dat het vaakst voor (35% van de bedrijven is niet of nauwelijks gedigitaliseerd). Ook de transportsector scoort onder gemiddeld met 23% niet of nauwelijks gedigitaliseerde bedrijven. Maar voor deze sector geldt wel dat het aandeel bedrijven dat veel of volledig gedigitaliseerd is, al hoger ligt (35%) dan het aandeel niet/nauwelijks gedigitaliseerde bedrijven (23%).

Sectoren die het grootste aandeel sterk gedigitaliseerde bedrijven kennen, zijn informatie en communicatie (87% van de bedrijven is veel of volledig gedigitaliseerd); financiële instellingen (82%) en bedrijven in de sector advies & onderzoek (75%).

Qua technologische sectoren, kent de ICT-sector (niet verrassend) een zeer grote mate van digitalisering. De sector Energie & Water kent ongeveer een gemiddelde digitaliseringsgraad. De sectoren Bouw en Industrie kennen een iets lagere graad van digitalisering dan gemiddeld.

Adoptie van (nieuwe) technologieën naar sector

Over de jaren komen steeds meer technologieën beschikbaar. In hoeverre worden deze geadopteerd door bedrijven en zijn er verschillen tussen sectoren?

In de grafieken is te zien welk percentage van de bedrijven per sector in 2024 gebruikmaakt van technologie in de vorm van Clouddiensten, e-commerce, artificiële intelligentie (AI) en online verkoop via websites of apps (bron data: CBS, ICT-gebruik bij bedrijven). Dit betreft een selectie van technologieën. Hierbij is met name de relevantie voor de arbeidsproductiviteit belangrijk om te vermelden. Uit onderzoek van CBS blijkt bijvoorbeeld dat het gebruikmaken van Clouddiensten en inzet van AI gelinkt zijn aan een hogere arbeidsproductiviteit.

Clouddiensten
In 2024 maakt de meerderheid van de bedrijven gebruik van Clouddiensten: 71%. De ICT-sector is een koploper met 90%. De horecasector scoort het laagst, met 47% van de bedrijven dat gebruikmaakt van Clouddiensten. Inzoomend op de technologische sectoren zien we bovengemiddeld veel bedrijven die gebruikmaken van Clouddiensten in de sectoren ICT (90%) en energie, water en afvalbeheer (78%). De industrie- (69%) en bouwsector (68%) kennen juist minder dan gemiddeld bedrijven die gebruikmaken van Clouddiensten.

AI
Het aandeel bedrijven dat AI inzet is gemiddeld 23% in 2024. Sectoren waar dat beduidend vaker voorkomt, zijn ICT (54%), specialistische zakelijke dienstverlening (40%) en financiële dienstverlening (37%). In de sectoren horeca en bouw wordt dat juist minder vaak gedaan: in beide sectoren door 9% van de bedrijven.

Bij grote bedrijven komt inzet van AI-technologie vaker voor dan bij kleine bedrijven (CBS, ICT-gebruik bij bedrijven). Van de bedrijven met 10 tot 20 werkzame personen gebruikt 23% een of meer AI-technologieën. Dit percentage loopt op met de omvang van de bedrijven. Van de bedrijven met 500 of meer werkzame personen maakt 59% gebruik van AI.

E-commerce
E-commerce staat voor handel via elektronische netwerken, zoals internet. Wat betreft elektronisch verkopen zit Nederland boven het EU-gemiddelde (CBS, ICT-gebruik bij bedrijven). Volgens de Europese meetmethode heeft 31% van de Nederlandse bedrijven elektronisch verkocht in 2021. Het EU-gemiddelde was in dat jaar 23%. Nederlandse bedrijven verkochten bijvoorbeeld vaker via websites of apps dan gemiddeld in de 27 EU-lidstaten (27% versus 20%).

In de grafiek is te zien dat in 2024 e-commerce het vaakst voorkomt in de sectoren handel (55%), horeca (34%) en industrie (30%). In de bouwsector komt e-commerce relatief weinig voor, 10% van de bedrijven doet aan e-commerce.

Verkoop via website of app
Verkoop via websites of apps gebeurt bij gemiddeld een kwart van de bedrijven. Sectoren waar dit bovengemiddeld voorkomt zijn handel (50%) en horeca (33%). De industrie- en ICT-sector zitten iets onder het gemiddelde met respectievelijk 22% en 23% van de bedrijven dat verkoopt via een website of app. In de bouwsector ligt het aandeel beduidend lager, op 9%.